Kopafbeelding

Google                                                                 
Stuur een mail naar de Begeleidingsdienst voor Vrijescholen: P. van Meurs
Stel een vraag
Mesolijnen deel:

Kleuterklassen

Spelletjes,nummer,baken,ijkpunt

Doelen

activiteiten

 

gecijferdheid

K-R-1

 

oriëntatie in de getallenwereld

De kinderen kennen de getalrij 1 t/m 10.

In liedjes, versjes, spelletjes en cultuurspelen laat de leraar de telrij tot en met 10 aan de orde komen.

*

K- R-2

oriëntatie in de getallenwereld

De kinderen kunnen zichtbare hoeveelheden tellen t/m10.

De leraar stimuleert de kinderen hoeveelheden te tellen: ‘Pak eens 8 kralen’; ‘hoeveel appels zitten er in de mand?’ Schatten komt aan de orde. Ook bij uitdelen en klaarzetten van dingen in de klas kunnen kinderen telvaardigheid opdoen.

*

K- R-3

oriëntatie in de getallenwereld

De kinderen kunnen passief en actief aantal klappen/stappen tellen.

In speelliedjes, (bewegings)opdrachten creëert de leraar situaties waarin de kinderen luisterend hoeveelheden tellen en waarbij ze ook zelf kunnen klappen en stappen.

*

K- R-4

praktisch omgaan met de getallenwereld

De kinderen kunnen hoeveelheden ordenen op kenmerk.

Wat het kind al spelend doet stimuleert de leraar in situaties waar dat mogelijk is en laat de kinderen ordenen op grootte, soort, vorm en hoeveelheid. ‘Op een rij’ en ‘in een groepje’ zijn bekende begrippen.

*

K- R-5

praktisch omgaan met de getallenwereld

De kinderen kunnen praktisch omgaan met begrippen; deel (partje) en de helft.

De leraar helpt de kinderen de begrippen te hanteren bij b.v. het verdelen van een appel, het samen delen van een hoeveelheid (ieder de helft).

*

 



Meten en meetkunde

K- R- 6

meten en maten

De kinderen kunnen natuurlijke maten hanteren om hoeveelheid of lengte aan te duiden.

In de kleuterklas is heel wat te ‘meten’. De leraar stimuleert de kinderen om hun eigen maten te gebruiken: een weefdraad zolang als jezelf bent; twee armen vol blokken. Bij bakken en koken: een lepeltje zout, drie kopjes water.

*

K- R- 7

meten en maten

De kinderen kennen praktische strategieën om hoeveelheden te verdelen.

De leraar laat sap verdelen over glaasjes; voor ieder kind rozijntjes; om de beurt op de fietskar (tijd).

*

K- R- 8

klok en kalender

De kinderen kennen de begrippen voor de dagindeling: ochtend, middag, avond; tijdsbegrippen: gisteren en morgen.

De begrippen voor de dagindeling worden door de leraar op een vanzelfsprekende manier gebruikt in verhalen, liedjes en gesprekjes.

*

K- R- 9

handig meten met meetkundige figuren

De kinderen herkennen meetkundige figuren: lijn, cirkel, vierkant en driehoek.

Bij plak- en knutselwerkjes kom je deze vormen tegen. De leraar gebruikt de benamingen van deze vormen zodat de kinderen ze ook kunnen herkennen en benoemen.

*